dinsdag 22 februari 2011

Zanglais, een paradijsje aan zee

We waren naar een iet of wat bourgeois feestje geweest in de bibliotheek van de Pétionville Golf Club. Die Golf Club is nu een tentenkamp, maar het hoofdgebouw herbergt nog altijd een bibliotheek waar leden om de twee weken een wine tasting organiseren en ondertussen over boeken en paradijslijke plekjes in Haïti praten. We leerden er de immer enthousiaste Jacqueline kennen, die al meer dan 30 jaar in Haïti woont en waarschijnlijk het enige reisbureau van Haïti runt. Toen ze hoorde dat we op zaterdag naar Les Cayes zouden reizen, raadde ze ons aan een hotelkamer te boeken in Jardins sur Mer. Dat hotel ligt op drie uur rijden van Port au Prince. We konden met Beethoven meerijden. Hij ging immers dat weekend zijn grootmoeder bezoeken in Les Cayes.

Zo gezegd, zo gedaan.

Maar de auto van mijn collega is 22 jaar oud en werd al eens helemaal de stukken vaneen gereden op weg naar Kenscoff (zie mijn blogtekst in november). Onze uitstap begon met een bezoek aan de garage, want er haperde iets aan de remmen. Daarna tankten we de auto vol (dat is de afspraak, wij rijden mee maar wij vullen de auto) en rond een uur of 2 werden we gedropt in ons hotel.

Wat een ontvangst! De hotelbaas, die drie woorden Nederlands (waaronder godverdomme) spreekt, verwelkomt ons met de glimlach, een fris pintje en een paar hapjes. Zijn dochter is met een Bruggeling getrouwd, stel je voor! Dat verklaart de Vlaamse woordjes. Na een half uur kennen we zijn levensverhaal, en na een uur vraagt hij Ingrid of hij haar business partner wil worden. Hij heeft dringend een receptioniste nodig voor de auberge, maar ook een soort marketing manager om een megalomaan project waar hij mee in zijn kop zit, te verkopen aan rijke expats. Hij is namelijk eigenaar van de berg die zo prachtig de zee in twee klieft (zie foto's) en hij heeft er 20 loten op verkaveld die hij nu aan 20.000 usd per lot wil verkopen. We krijgen de plannen te zien, maar goed, dit is niks voor ons, wij zijn hier vooral om uit te rusten en te genieten.



En genieten, dat doen we! s'Avonds eten we een superlekkere Langouste aan een tafel die we delen met Joseph, een videorealisator uit Canada, Katarina, een Zweedse die voor Technoserve (business solutions to poverty) werkt, en Ralph, een hele rare ex bankier uit Portugal die nu pastoor is geworden in Boston en af en toe naar Haïti reist om de spullen die hij in Boston inzamelt (zoals nu: een generator) bij een arme boerengemeenschap in Haïti af te leveren.

Ik heb meer foto's op http://web.me.com/hansmanshoven/jardinssurmer gezet.

Vierentwintig uur later worden we terug opgepikt door Beethoven. Het is dan zondagmiddag half drie. Maar we zijn nog lang niet thuis.

15u30: lekke band

15u35: reservewiel heeft ook een lekke band

15u50: caoutchou-man gevonden langs de kant van de weg

15u55: krik nr 1 doet het niet, het wiel komt niet van de grond

16u00: krik nr 2 werkt

16u00: we staan langs de kant van één van de hoofdwegen van Haïti, route nationale nr 2, en om het voorbijrazende verkeer aan te manen vaart te minderen legt de caoutchou-man een andere band op de weg bij wijze van gevaardriehoek

16u15: er komen steeds meer mensen uit de bosjes te voorschijn om te kijken naar twee blanke mensen

16u30: een papa duwt zijn wenend kindje in de richting van Ingrid en mij. Het is duidelijk dat dit kind nog nooit zo een stel lelijke gedrochten heeft gezien

16u35: de band is van de velg

16u40: Beethoven vertrouwt het niet, de jongen die de band probeert te repareren is zo'n 14 jaar oud, er staan tientallen jongeren het spektakel aan te staren, leunend tegen hun moto

16u45: de lekke band is een tubeless band, maar Beethoven wil dat de mekanieker er een binnenband in steekt voor de zekerheid

16u50: de mekanieker vertrekt met één van de brommers, op zoek naar een binnenband van de juiste maat

16u55: de zon gaat langzaam onder, een buur komt aanzetten met stoeltjes voor de arme 'blancs' die met zichzelf geen blijf weten

17u10: de mekanieker is teruggekeerd met een binnenband

17u20: het is hem gelukt om de binnenband tussen de velg te wringen

17u25: een compressor wordt aangesleept, komt sputterend op gang, de band wordt opgepompt

17u30: de band wordt terug vastgeschroefd onder de auto

17u35: de rekening is 400 gourdes (8 euro) maar niemand kan teruggeven van het briefje van 1000 dat Beethoven heeft

17u40: Beethoven rijdt (zonder ons) naar het dorpje verderop om het geld te wisselen, het is nu donker

17u45: Beethoven is terug, betaalt, en we vervolgen onze weg

18u45: we komen aan in Port au Prince, maar het is elke zondagavond pré-carnaval in de binnenstad. Er is geen ontkomen aan. Welke straat we ook proberen, overal botsen we op vrachtwagens vol met luidsprekers die de straten blokkeren; Overal lopen mensen, duizenden mensen. In het donker. Overal is muziek. En overal is stof.

20u00: terug thuis.

Sen Mak

Mijn mototaxi-chauffeur heet Sen Mak. Hij doet het al twintig jaar. Is de oudste in de stal. Er is een soort van pikorde tussen mototaxi's, me dunkt. Maar Sen Mak leidt al enige tijd Delmas 75, de buurt waar ik woon. Hij krijgt dus alle 'blancs': verder dan dat kan je helaas niet doorgroeien in deze taxibusiness. En wat wil een 'blanc'? Veilig aankomen op de plek waar hij naar toe wil. Dat heeft Sen Mak wel begrepen: hij rijdt altijd erg rustig en als ik eens een keer mijn helm vergeet, gaat hij direct in alarm modus. Mijn helm, dat is die fietshelm die je op de foto ziet.



Verder hanteert Sen Mak ook het vaste principe dat een 'blanc' meer betaalt dan 'un nègre'. Maar het tarief valt mee: omdat ik elke dag met hem werk, heeft hij zijn prijs naar beneden gehaald: 250 gourdes per dag (5 euro).





Een principe dat Sen Mak nog niet meester is, is op tijd komen. Ik heb hem eens een eenvoudig voorstel gedaan: "als je meer dan een kwartier te laat op de afspraak verschijnt, geef ik je die dag geen 250 gourdes maar slechts 200 gourdes; maar omgekeerd kan jij ook geluk hebben Sen Mak, want als ik meer dan een kwartier te laat ben, krijg je die dag 300 gourdes. Iedereen kan winnen, iedereen kan verliezen." Sen Mak vond het geen goed idee en omdat ik eigenlijk niks beter kan krijgen dan hem, ben ik hem maar als mijn vriend gaan beschouwen.

Elke dag komt hij mij thuis om half acht afhalen met zijn 125 cc van Chinese makelij, en komt hij me opnieuw om half vijf aan mijn bureau ophalen. In mijn buurt, die dus ook de zijne is, kent hij iedereen. De politie: zijn vrienden. De kleine handelaartjes langs de straat op Delmas 75: zijn vriendinnen. Alle voetgangers: zijn vijanden.

Soms vraagt hij me om twee of drie dagen vooruit te betalen, om het schoolgeld van zijn kleindochter te betalen. Ik maak daar geen gewoonte van, maar omdat hij zo goed de gaten in de weg weet te ontwijken, heeft hij wel eens een keer recht op een extraatje, me dunkt.