Beethoven. Dat is de naam van mijn collega. Hij is 33 jaar, Haitiaan, getrouwd geweest, zoon gehad, zoon verloren, vervolgens gescheiden en nu weer sinds 2 jaar verloofd met een andere Haitiaanse.
Maar verliefd is hij op zijn Toyota DX met een 1800 benzine motor met 16 kleppen.
Zijn auto is 18 jaar oud. Ik kan me niet voorstellen dat die auto 10 op 100 haalt bij een technische keuring in om het even welke autokeuring in België. Maar man, wat is hij trots op zijn Toyota.
Het buitenzicht van de auto:
Afgelopen weekend was het hier net zoals in België allerheiligen en allerzielen en Beethoven wil me laten kennismaken met 'het andere Haïti". Ik heb de afgelopen weken iets te veel shit over mijn kop gekregen (cholera en zo) en Beethoven nodigt me uit om samen met zijn vriendin een weekendje naar Kescof te gaan, ver weg van de drukte van de stad en ver weg van de cholera dreiging.
Hij telt zijn spaargeld bij elkaar en ik mijn geduld (hij verandert 27 keer van gedacht) en samen beslissen we uiteindelijk om van zaterdagmiddag tot maandagmiddag een vol pension te nemen in hotel Le Montcel (www.) in Kescof. Volgens de website is het de enige ecolodge in heel Haïti. Wat mij vooral aanspreekt is dat het op 1600 meter ligt - lekker fris dus - en op maar 25 km van Port-au-Prince. Wat mij minder aanspreekt is dat je vooraf 50 % moet betalen en dat je daarvoor naar het centrum van de stad moet rijden. Waarom kan dat niet telefonisch met je visa kaar nr door te geven? Die stomme reservatie kostte ons vrijdag welgeteld drie uur! In Port-au-Prince rij je werkelijk maar 5 kilometer per uur. Wandelen gaat even snel, maar jammer genoeg is er geen stoep in de stad, laat staan enig respect voor voetgangers.
Beethoven zegt vrijdagavond: "ik kom je zaterdag tussen elf en twaalf uithalen".
Beethoven belt zaterdagochtend: "ik kom je straks om één uur oppikken".
Beethoven belt zaterdagmiddag: " ik kom je straks om twee uur oppikken".
Beethoven belt zaterdagnamiddag: "ik kom je straks om drie uur oppikken".
Om kwart over drie staat Beethoven helemaal in het zweet voor de deur. Of hij zich even mag verfrissen. Hij gaat snel onder de douche, trekt andere kleren aan, en weg zijn we. Naar Kescof.
Naar Kescof?
We rijden eerst naar het kantoor, waar hij zijn sandalen gaat oppikken.
Daarna rijden we naar de plaatselijke fastfoodtent, waar zijn vriendin een portie vleesballetjes gaat uithalen om te delen.
Daarna rijden we naar het tankstation.
Daarna rijden we naar een neef van hem, waar hij het waterniveau van de radiator van zijn Toyota bijvult.
Daarna stoppen we bij een straatventer waar hij een fles Haïtiaanse rum koopt.
Daarna rijden we naar Kescof. Het wordt ondertussen donker.
Kescof ligt 15 kilometer buiten Port-au-Prince. Maar het hotel ligt in een achterhoek van Kescof zelf en om er te geraken moet je nog 8 extra kilometers over een pad rijden dat - zo benadrukte de mevrouw waar we de reservatie deden - enkel te berijden valt met een jeep. Beethoven heeft geen jeep maar hij vertrouwt 100% op zijn Toyota.
Die laatste 8 kilometers zijn puur adrenaline. De weg is een pad van stenen en keien en gaten en plassen en modder en bulten. De auto heeft veel te weinig grip en de grondspeling is veel te klein. De auto kreunt en piept zijn weg omhoog, en het onderstel krijgt verschrikkelijk veel slaag van stenen die uitsteken.
Als we de eerste keer volledig komen vast te zitten is het pikdonker. De vriendin van Beethoven en ik moeten uitstappen om de auto iets verder van de grond te krijgen. Daarna moeten we op zijn teken de auto aan de voorbumper proberen omhoog te tillen terwijl hij volle gas achteruit probeert te rijden. De banden krijgen niet genoeg grip en mijn sandalen zitten al onder de modder. Terwijl ik mijn stevige schoenen en mijn zaklamp uit mijn rugzak opdiep, komen er twee mannen als uit het niets hun hulp aanbieden.
Tevergeefs.
We blokkeren overigens de weg en er komt een tegenligger aan. Die heeft al snel door dat hij ons zal moeten helpen als hij verder wil geraken. De eigenaar van de jeep verbindt een stel koorden tussen de voertuigen en trekt ons los. We kunnen verder.
Beethoven vraagt de twee mannen om met ons mee te rijden, zodat we wat meer mankracht hebben als we nog eens vast komen te zitten. Dat is goed bekeken van hem, want een halve kilometer verder rijdt hij zichzelf opnieuw vast in een diepe geul.
Er daalt ondertussen een dikke mist over het duistere landschap. Met zijn allen slagen we er deze keer in de auto los te trekken. Maar het gewicht van de twee mannen is te groot om de volgende helling op te rijden en dus beslissen ze om achter de auto aan te lopen. We raken nog net die helling op maar vijf dikke keien verder - de auto slaat tegen stenen en botst en klotst dat het geen naam heeft - komen we finaal vast te zitten. De motor slaat bovendien af.
We stappen uit, en we ruiken meteen een sterke benzinegeur. Later zal blijken dat één van de stenen de toevoerleiding van de benzine onder aan de auto heeft doorgesneden (we hebben ook een lekke voorband, maar dat is een futiliteit). Er komt een vrachtwagen aangereden, na een paar minuten wachten begint de chauffeur ongeduldig te worden want wij blokkeren de weg. Met z'n allen slagen we er in de auto naar beneden tussen de struiken te duwen, waardoor de vrachtwagen zijn weg omhoog kan verder zetten.
Daar staan we. De auto start niet meer. Beethoven belt naar het hotel en de eigenaar vertelt hem dat hij ons komt oppikken met zijn jeep. De tijd die ons rest gebruiken we om onze bagage uit de koffer te halen. En om de batterij uit de auto te halen; blijkbaar is dat zowat het einige onderdeel aan de wagen dat voor diefstal in aanmerking zou komen. Maar als de eigenaar uiteindelijk aankomt (later zal blijken dat wij van die acht kilometer 'dirt road' ongeveer tot in de helft waren gekomen) vindt hij het beter om de auto helemaal tot aan het hotel omhoog te slepen. Beethoven monteert de batterij opnieuw, zijn vriendin en ik stappen in de auto van de eigenaar en daar gaan we weer. Volgt nog een rommelige optocht doorheen de mist waarbij twee keer het touw tussen de Toyota en de jeep afbreekt. Ik zie op de buitentemperatuur meter in de jeep dat het buiten 7 graden celcius is.
Als we eenmaal boven zijn, is het kwart voor negen. Ik verrek van de honger en probeer niet te denken aan het feit dat we twee dagen later met de Toyota terug naar beneden zullen moeten...
PS: het feit dat deze tekst gepubliceerd is, betekent dat we zonder kleerscheuren terug in Port au Prince zijn aangekomen. Chapeau voor Beethoven en zijn Toyota.